Log inRegister
An error has occurred:

Click anywhere to continue...
Part:
Chapter:
Download hier de bijlagen:

4. Enige kanttekeningen

Zijn hiermee alle Reynaerthandschriften beschreven? Zeer waarschijnlijk niet! Lulofs (1983, p. 48) verzucht: "Wanneer men de overgebleven handschriften bestudeert, ziet het er naar uit dat er nog vele afschriften moeten zijn geweest, die nu verloren zijn."45 Volgens Muller (1884) is zeker het origineel verloren gegaan. Hij komt tot deze uitspraak doordat hij ontdekte, "dat niet op enkele, maar op zeer vele plaatsen, waar b van a afwijkt, l niet met a, maar met b overeenstemt en wel zoo treffend en zoo herhaaldelijk, dat men niet aan toeval kan denken46" (Muller 1884, p. 7). Hij verbindt hieraan de hypothese, dat "b en l aan elkaar verwant zijn en eene afzonderlijke, van a vrij aanmerkelijk afwijkende groep van handschriften vertegenwoordigen" (Muller 1884, p. 12)47, doch als hij tussen hs. A en B moet kiezen op momenten, dat beide tot de mogelijkheden behoren (zoals bij A358 en B386), kiest hij toch voor A (er waarschijnlijk ongewild toch van uitgaand dat dat de oudere tekst vertegenwoordigt). Ook constateert hij op p. 129 dat de kopiist van B "een comischen trek door een echten stoplap [heeft] vervangen."


Dit laatste is op zijn minst merkwaardig te noemen. Waarom immers zou een kopiist een komische woordspeling door een stoplap vervangen? Lulofs (1983) somt intussen wel 36 plaatsen op, waar hij uit tekstkritisch oogpunt bekeken hs. B de voorkeur moet geven boven hs. A; daarnaast heeft hij maar liefst 104 plaatsen aangewezen waarbij hs. F de voorkeur heeft boven A, terwijl er slechts 13 plaatsen genoemd worden waarvoor ditzelfde geldt voor hs. A ten opzichte van F. Ook het vermeende antropomorfe karakter dat in Reynaerts historie gelezen zou kunnen worden, zoals Muller (1884) onder anderen naar aanleiding van het voorkomen van de "Donre bussen ende bombaerden" (B3745)48 betoogt (met daaraan natuurlijk een negatief waardeoordeel gekoppeld), houdt geen stand als we kijken naar de scène, waarin Reynaert behalve een staf en een pelgrimstas twee paar schoenen meeneemt (in hs. B èn A en F voorkomend). Buitendien is er dan nog de scène - in hs. B ontbrekend! - waarin Reynaert samen met Tybeert zo snel naar het hof loopt,

     Datsi nye toghel vp hilden (A1163 en F1150)49,

terwijl Reynaert in de Roman de Renart, branche II, vs. 644-645:

     Et Renars qui pas ne sojorne,

     Molt esperone son cheval,

evenals Tybeert in branche II, vs. 734-736:

     "Tibert" fait il, "de ce vos pris

     Que molt estes et prous et bans

     Et tis cheveaus est molt is nans,

eveneens te paard zit50.


En dan het slot van de hss. A en F! Arendt bijvoorbeeld (1965, p. 285-306) vindt het verrassend positief en in strijd met alle satirische intenties die de tekst verder heeft. Hij zegt ervan, dat "wir hier nicht mehr von einer gesicherten Textgrundlage ausgehen k�nnen" en dit zou dan vooral voor hs. A gelden. Hij wijst erop dat in de Latijnse vertaling de mensen zich over de ram en het schaap ontfermen, dat Mapertuus met de grond gelijk gemaakt wordt en Reynaert verbrand, hetgeen een meer bevredigend einde oplevert. Verder brengt hij onder de aandacht dat Balduinus aan het eind een luipaard, een ezel en een aap laat optreden51. Dieren die in het vervolg van hs. B nu juist zo'n grote rol spelen. Zijn verwijt aan de omwerker van hs. B, dat die de woestijn waarin Reynaert en Hermeline aan het eind van hss. A en F vluchten niet als een "positives Gegenbild zum h�fischen locus amoenus" (Arendt 1965, p. 139 noot 10) heeft en Reynaert een "konventionell h�fische" beschrijving van het landschap laat geven, is snel ontzenuwd als men zich er rekenschap van geeft dat Reynaert in hs. B nu juist n�et vlucht en dat de beschrijving van de woestijn daarin derhalve een andere functie vervult. Van Tourhout (2019, p. 12-13) probeert het einde van Van den vos Reynaerde positief te duiden, maar moet daarbij toch vooral zijn toevlucht nemen tot de constatering dat het hier toch wel erg modern aandoet en lezers zelf de kans biedt "om zelf het vervolg in te vullen en te fantaseren over een mogelijke afloop" (p. 13).

   Het cruciale verschil in beide geschiedenissen (Van den vos Reynaerde en Reynaerts historie) is inderdaad de vlucht aan het eind van hss. A en F. Lulofs (1983, p. 284) werpt de mogelijkheid op dat Reynaert al veel eerder had kunnen vluchten en zich daarmee aan de hele rechtspraak had kunnen onttrekken. Dan had hij echter zonder vrouw en kinderen moeten gaan, had hij zijn plichten als clanhoofd verwaarloosd, was hij eerloos geweest en had hij schande over zijn familie en verwanten gebracht, stelt hij. Alsof hij nu geen schande over zijn verwanten brengt!! Onduidelijk is daarnaast vooralsnog de door Lulofs gemaakte opmerking, dat Reynaert alleen zou hebben moeten vluchten. Overigens blijft de noodzaak tot vluchten aan het eind van Van den vos Reynaerde ontbreken. Lulofs (1983, p. 284) heeft het zelf, met een verwijzing naar Van Caenegem en Jacoby als volgt verwoord: "Hij heeft succes gehad en hij is vrijgesproken, waardoor de clan weer in volle waardigheid is hersteld. 'Non bis in idem' gold ook toen. De uitspraak is onherroepelijk"! Reynaert heeft het recht aan zijn zijde.


Vorig hoofdstuk: Datering Volgend hoofdstuk: Een nieuw acrostichon?